Er was de jongen op Kara Tepe die droomde van Zeist. Hij liet me plaatjes zien, ik bekende dat ik er wel eens geweest was. En? Wat vond ik ervan? Ik vertelde hem dat Zeist mooi was, maar wel wat saai. Ja, dat vond hij juist zo aantrekkelijk: de rust, na al die oorlog.
Toen ik vroeg wat hij daar wilde doen zei hij: een kapperszaak beginnen.
Ik zei dat hij dan veel grijs haar moest knippen, veel kleurspoelingen moest inbrengen. Dat zijn klanten vaak in slaap zouden vallen, zo niet ontslapen.
Dat was niet erg, zei hij. Oude mensen mooier maken.
Ja, dacht ik, best verdienstelijk eigenlijk. Als de zaak niet meteen loopt kan hij ernaast lijken opleuken. En wat zouden ze blij met hem zijn daar, zo’n knappe jongen met donkere ogen. In Zeist, helemaal alleen. Uit het ongeloofwaardige Afghanistan.