Voorlezen is goed voor een tekst

Joost van Velzen 

INTERVIEW

Welk boek of kunstwerk heeft in uw leven iets beslissends teweeggebracht? Deze week Bernard Wesseling met Festina Lente en Nabokov.

U bent dichter, schrijver én fietskoerier. Combineert dat een beetje, schrijven en fietsen?

“Sterker, het combineert wonderwel. Ik denk dat het voor geen schrijver goed zou zijn nauwelijks anders te doen dan hokken op een zolderkamer en af en toe de kroeg in. Het lijf wil ook wat en fietsen is een vorm van meditatie: door een dag lang te peddelen leg je je ademhaling een ritme op dat de geest leegmaakt. En ik verdien wat bij, want schrijven is alleen lucratief voor een paar uitverkorenen. Bovendien maak je dingen mee: ik kwam laatst boodschappen brengen bij een man die op zijn sterfbed lag. Hij keek als een kind naar mij, toen ik de dozen voor hem op tafel zette nadat zijn verzorgster had opengedaan. We waren alle drie stil en omdat ik niet wilde dat ze dachten dat ik bang was deed ik iets raars: ik knipoogde naar hem. Volgens mij was hij blij me te zien, omdat ik jong was en hem toch aankeek. Hij was ook niet oud meer eigenlijk: niet als je stervende bent. Toen ik weer buiten stond was ik heel licht in mijn hoofd en ik had zin in bier, dat wel.”

U hebt twee omslagen. Welke?

“Ik heb veel te danken aan een van de eerste kroegen in Amsterdam die geregeld poëziewedstrijden organiseerden, Festina Lente op de Looiersgracht. Ik prutste al wat met de letteren, en zocht publiek. Iemand attendeerde me erop dat je met voordrachten een heuse jury, voorgezeten door Simon Vinkenoog – die zich gedurende de avond tot begeestering blowde – roem en poen kon vergaren. Ik deed dus mee, eerst schoorvoetend met een enkel gedicht trillend in mijn handen, gaandeweg met groeiend zelfvertrouwen. Ik leerde er dat voorlezen bevorderlijk is voor het bijschaven van een tekst: zodra je voor de mensen verschijnt, wil je ze iets geven dat ze bijblijft – en dan kun je niet te wijdlopig worden. Of te cryptisch.”

Een kroeg als ommekeer. Mooi. En die andere?

“Het is een cliché natuurlijk bij jongere schrijvers, maar eentje dat ik heb omarmd: ik las al Nabokovs boeken en herlas ze. Zijn werk is af en toe wat al te flamboyant en quasi-academisch, misschien, zeker naar Nederlandse maatstaven, maar hij is de ultieme tovenaar gebleken. Bijna alles wat hij schreef gaat over obsessie, maar dan wel steeds van iemand die vastbesloten is zijn publiek te overrompelen. En meer: de werelden die hij neerzet zijn totaal, je zou er met gemak een leven lang in kunnen verwijlen. Als je niet zelf ook aan de bak moest.”

Dit voorjaar verscheen van schrijver, dichter en fietskoerier Bernard Wesseling (1978) zijn roman ‘Gezelschapsjongen’ bij uitgeverij Querido.